De naammythe van Napoleon
Deze onjuiste voorstelling van zaken blijft vooral levend omdat hij een heroïsch element bevat: men trachtte Napoleons voorschriften te ondermijnen en te bespotten door een rare naam aan te nemen, bijvoorbeeld Naaktgeboren of Poepjes (die twee namen komen altijd naar voren als het daarover gaat). Aan het begin van de 19e eeuw, toen Nederland door de Fransen was bezet, hadden de meeste inwoners echter al een familienaam. Ook de naam Naaktgeboren bestond al en de naam Poepjes, die in 1811 in Friesland door een tweetal families werd aangenomen, was in die omgeving toch ook al bekend voordat Napoleon op het toneel verscheen.
Interpretaties, commentaren en mythes hebben de geschiedenis overgenomen. En niet alleen politici, maar ook journalisten en hoofdredacteuren, historici, televisiemakers en educatieve organisaties houden vast aan het mooie verhaal dat ze elkaar steeds maar weer navertellen. Marjolijn Februari: Zoveel verhalen die de plek van de werkelijkheid innemen. (De Volkskrant 23-9-2006)
De Code Napoleon
Wat was er nu wel aan de hand? In 1810 werd het kortstondige Koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon door het Franse keizerrijk van zijn grote broer keizer Napoleon Bonaparte ingelijfd. Dat had tot gevolg dat de Franse wet ook hier nageleefd moest worden en de Fransen hadden enige jaren daarvoor een wet uitgevaardigd waarmee zij een betere persoonsadministratie van de bevolking konden handhaven. De Code Civil (letterlijk ‘burgerlijk wetboek’) of de Code Napoleon werd ingevoerd. In wezen werden toen de regels voor de burgerlijke stand opgesteld die wij ook in de moderne tijd nog toepassen. Dit hield in principe in dat geboorte, huwelijk en overlijden een verplichte registratie vereiste die door het gemeentesecretariaat werd uitgevoerd. Familienamen werden erfelijk in de vorm waarin ze werden vastgelegd.
Men werd in de periode 1811-1812 in de gelegenheid gesteld om in het gemeentehuis officieel een familienaam te bevestigen of aan te nemen in een register van naamsaanneming. In praktijk is daar in beperkte mate gebruik van gemaakt. In de grote steden schreven zich voornamelijk joodse inwoners in deze registers in, aangezien zij nu naast het eigen joodse naamsysteem gebruik moesten maken van het burgerlijke naamsysteem. Verder vond naamsaanneming slechts plaats in plattelandsgemeentes in Friesland, Groningen, Drenthe en op de Veluwe, waar men zich tot dan toe voornamelijk van het patroniemensysteem bediende. Waar men soms al eeuwenlang een familienaam bezat, vond men het niet nodig om dat formeel te bevestigen.
Patroniemen
Het patroniemensysteem, dat met de invoering van de burgerlijke stand in feite werd opgeheven, was omstreeks 1800 in den lande nog alom een vertrouwd gebruik. In enigszins afgelegen en dunbevolkte streken volstond het patroniem zelfs, eventueel in combinatie met de naam van de boerderij die men bewoonde en die als achternaam fungeerde. Maar aangezien we een dergelijk stelsel nu alleen nog kennen uit Russische romans (bijvoorbeeld Aleksej Fjodorowitsj Karamazow, zoon van Fjodor Pawlowitsj Karamazov uit 'De gebroeders Karamazow' van Dostojewski), vereist het enige toelichting. Een patroniem is een achternaam die afgeleid is van de voornaam van de vader. Die achternaam was generatiegebonden. In Friesland heette iemand bijvoorbeeld Jelle Douwesz., dat wil zeggen: Jelle, de zoon van Douwe. De zonen van Jelle heetten op hun beurt Douwe Jellesz. en Pieter Jellesz. en zijn dochter heette Grietje Jellesdogter. Zoals gezegd was deze benaming voldoende in kleine gemeenschappen, maar het patroniem maakte ook wel deel uit van een drieledig namensysteem en het fungeerde dan als 'tussennaam', bijvoorbeeld in de combinatie Douwe Jellesz. Timmerman. Ook het patroniem zelf kon naar de derde positie doorschuiven en zo een familienaam worden, omdat de familieleden ook in een derde en mogelijk volgende generatie met de betreffende achternaam geïdentificeerd konden worden. Dan ontstond een constructie als Douwe Pietersz. Jelles. De familienaam Jelles werd vervolgens in Friesland wel als Jellema genoteerd.
Bijnamen en migratie
In wezen heette men voor 1811 zoals men genoemd werd. Men stond in de omgeving bekend met een voornaam, een patroniem en vaak met een achternaam, en soms ook wel met een alias, een bijnaam. Zo'n achternaam was over het algemeen niet de vrucht van eigen creativiteit, maar werd je, net als een bijnaam, door je omgeving opgedrongen. Een alias of bijnaam kon allengs meer nadruk krijgen, zodat hij vervolgens in de plaats kwam van de oorspronkelijke achternaam. Na migratie werd een achternaam al dan niet in aangepaste vorm behouden, of men kreeg een nieuwe. Iemand die uit het zuiden kwam, werd in Amsterdam bijvoorbeeld De Vlaming genoemd of De Waal. Behield hij zijn achternaam, dan was de kans groot dat een naam van buitenlandse origine aan het Nederlands werd aangepast: Denis werd De Nijs, Louis werd Lowijs, Polet werd Pluut, d'Orange werd Van Oranje, L'Allemand werd Lalleman, Armstrong werd Ermstrang, Fassbinder werd Vastbinder. En zo werden sommige buitenlanders de dupe van associaties die wellicht minder wenselijk zijn en waar hedentendage nakomelingen nog steeds mee zitten: Apekrom uit Abercrombie, Koppijn uit Copin, Pielkenrood uit Pilgenroth.
Ook nu worden namen van immigranten nog wel aangepast, maar dat gaat niet meer vanzelf door toedoen van de omgeving of een achteloze klerk. Het is ook geen optie bij de immigratieprocedure, zoals dat in de Verenigde Staten het geval is, want hier moet men daarvoor een naam formeel wijzigen. Per Koninklijk Besluit kreeg zo bijvoorbeeld de Chinese naam Wong Lua Hing de Nederlandse vorm Van Wolingen, en een uit Marokko afkomstige migrant wilde zo resoluut inburgeren, dat hij zich naar zijn nieuwe woonplaats heeft genoemd: Van Mokum. De naam Van Amsterdam bestond al, wat wettelijk een beletsel is om die naam aan te nemen, maar tegen vernoeming naar Mokum, de bijnaam van Amsterdam, kon geen bezwaar worden ingebracht.
Naaktgeboren
Onder migranten van vóór 1800 zien we namen die, als men niet beter weet, typisch het resultaat zouden kunnen zijn van recalcitrantie onder het juk van een overheerser als Napoleon. Bij de naam Naaktgeboren weten we niet of het de naam van een immigrant is, maar er wordt gesuggereerd dat deze naam een Hollandse bewerking van de Duitse naam Nachgeboren zou kunnen zijn, een equivalent van Posthumus, dat wil zeggen 'geboren na het overlijden van de vader'. De naam Naaktgeboren zou ook gewoon als een Hollandse bijnaam kunnen zijn ontstaan, die het vervolgens gered heeft als familienaam. In dezelfde omgeving, rondom Rotterdam, treffen we ook tot de verbeelding sprekende namen als Leeflang, De Kwaadsteniet, Mijnlief en Meliefste, en Komtebedde. Dit soort bijnamen zijn gegeven omdat iemand iets zei dat hem kenmerkte. Het is niet ondenkbaar dat iemand die bij herhaling zijn schouders ophaalde en aan de aanwezigen in de herberg liet weten dat we niet zoveel kapsones moeten hebben aangezien we allemaal naakt geboren zijn, op een gegeven moment werd aangesproken als 'Jan Naaktgeboren'. Zó zou de familienaam in de 17e eeuw ontstaan kunnen zijn.
We moeten ons realiseren dat familienamen uit bijnamen zijn ontstaan en dat het motief voor naamgeving humoristisch kan zijn geweest. Maar bij de meeste namen komen we er nooit achter wat nu precies de beweegredenen waren om juist die naam te geven. We kunnen een en ander wetenschappelijk veronderstellen op basis van vergelijkend onderzoek. Steeds moeten we een andere mogelijkheid voor een naamsverklaring achter de hand houden. Iemand die bijvoorbeeld De Ruiter heet, mag aannemen dat een voorouder een ruiter was, wellicht in militair dienstverband, en dat hij daarom deze achternaam kreeg en behield. Het lijkt een doorzichtige beroepsnaam te zijn voor een 'krijgsman te paard'. Maar de familienaam kan indirect te danken zijn aan een uithangbord met de afbeelding van een ruiter, aan een huis genaamd 'in de Springende Ruiter', zodat de naam duidt op de woonplek van de eerste naamdrager. Heet men Rui(j)ter(s) zonder lidwoord dan kan bovendien sprake zijn van een klankvariant van Roeter(s), een naam die als patroniem uit een voornaam kan worden verklaard. Het hoeft niet uitgesloten te worden dat in het verleden voor zo'n patroniem op een bepaald moment in een akte het lidwoord 'de' werd geplaatst. Ten slotte kan de naam De Ruiter op vergelijkbare wijze verklaard worden als de bijnaam De Ruiter voor een persoon in Zwartsluis in de twintigste eeuw, die deze bijnaam kreeg na een ritje op de rug van een op hol geslagen varken!
In menig geschiedenisboekje wordt het ontstaan van vreemde familienamen in verband gebracht met grappenmakers in de Napoleontische tijd. (Thom Roep en Co Loerakker, Van nul tot nu. Deel 2. De vaderlandse geschiedenis van 1648 tot 1815.)
Poepjes
Men zou met een knipoog kunnen stellen dat Napoleon niet nodig was om heldhaftig of onnozel de draak te steken met de naamsaanneming. Namen die wij nu curieus of lachwekkend vinden, waren er al voor zijn tijd. Hoe was het dan in Friesland, waar men op het platteland in 1811 massaal naar de mairie ('stadhuis') ging om zich in registers van naamsaanneming in te schrijven? Wel, in Friesland werd vooral de naam De Vries aangenomen. Dat zou men als een zelfbewuste patriotse daad kunnen zien. Maar ook als een niet erg creatieve keuze, vergelijkbaar met de keuze voor de naam De Jong, die ook door heel veel gezinshoofden werd aangenomen, een toenaam om een junior van een senior in de familie te onderscheiden. De meeste namen in Friesland werden gevormd volgens het geijkte Friese patroon. Zo werden uit patroniemen als Jellesz. en Douwesz. de familienamen Jellema en Douma gevormd. En iemand die boer was aan de Surhuizumerdijk of iemand die afkomstig was uit Haskerdijken nam de naam Dijkstra aan. Er werd wel degelijk ook enige verbeeldingskracht gebruikt om bijvoorbeeld het beroep in de nieuwe familienaam tot uitdrukking te brengen. Ook daarvoor werden, op oneigenlijke wijze, de achtervoegsels -ma en -stra gebruikt, waarmee oorspronkelijk van voornamen respectievelijk plaatsnamen afgeleide familienamen werden gevormd. Een timmerman noemde zich bijvoorbeeld Hamersma of Schaafstra.
Treffen we ook namen aan die voor bespottelijk kunnen doorgaan? De naam Poepjes valt af, want het is een patroniem bij de voornaam Poepje uit Poppo, en hij bestond al. Het valt tegen, 'onwelvoeglijke' namen die een naamdrager bezoedelen zijn er niet. Anekdoten die we kennen uit het 19e eeuwse populair-wetenschappelijke blad De Navorscher laten zich niet verifiëren. Zo zou er sprake zijn geweest van een man die voor ene burgemeester Olivier stond en de gelegenheid te baat nam om een toontje hoger te zingen door de naam Olivijf aan te nemen. Maar nee, die naam kan men helaas niet terugvinden. Een enkele waarbij men nog enig leed(vermaak) of misschien juist wel relativeringsvermogen kan veronderstellen, is de naam Manweg. Deze nu niet meer bestaande familienaam werd in Zwaagwesteinde door Rixttje Nuttes voor haarzelf en haar kind aangenomen. Dat haar man weg was, is duidelijk, want anders zou zij niet zelf een naam hebben aangenomen. Als zij een weduwe was geweest, zou dat waarschijnlijk vermeld zijn.Overigens was zij niet de enige vrouw die als gezinshoofd compareerde.
Echt gekke namen treffen we niet aan onder de namen die in 1811-12 in Friesland werden aangenomen. Van nationalistische trots getuigt slechts ene Roel Jans te Luxwoude die de naam Vaderlander aannam, en wellicht lieten Klaas Wytzes in Oldeboorn en Sytze Rommerts in Wons blijken schamper over het gebeuren te denken toen ze de namen Politiek en Poletiek aannamen. Enkele aardige bijnamen die tot familienaam gepromoveerd werden, zijn de namen Zondergeld, Wonderlijk, Welvaart, Waf, Vroegrijp, Vrolijk, Vettevogel, Soveele, Seldenthuis, Saterdag (een vondeling?), Regtop, Pottjebier, Onverwagt, Ongeluk, Loopweg (vermoedelijk evenals Manweg geen straatnaam), Kruipeltje en Krupeltie, Goedemoed, Geldeloos, Eensaam, De Eerste, Drinkuitsma, Bokstaart, Avontuur.
Letten we ook op namen die elders werden aangenomen, dan merken we nog de naam Vrijheid in Elburg op. Maar ook hier is de naamsverklaring tamelijk prozaïsch, en niet een uiting van de wens bevrijd te worden van de Franse bezetters. De naam duidt op bewoning van de boerderijen De Grote of de Kleine Vrijheid, die in de oude stadsvrijheid van Elburg waren gelegen en daar hun naam aan dankten.
Dragers van namen als Naaktgeboren en Poepjes hebben vaak minder moeite met hun achternaam dan velen geloven. Zo’n opvallende achternaam heeft zelfs voordelen. Je hoeft je immers nooit twee keer voor te stellen. (Thom Roep en Co Loerakker, Van nul tot nu. Deel 2. De vaderlandse geschiedenis van 1648 tot 1815.)
En de rest…is geschiedenis
Hoe het ook zij, Napoleon werd al gauw verslagen en naar Elba verbannen, maar het Nederlandse bewind dat de touwtjes in handen kreeg, bleef met straffe hand zijn burgerlijke stand bijhouden. De familienamen werden letterlijk vereeuwigd, ongeacht misvormingen en ouderwetse spellingsvormen; ze overleefden in de volgende decennia en eeuwen elke spellingshervorming. Ook van lachwekkende bijnamen en namen die oorspronkelijk heel wat anders betekenden dan men nu veronderstelt, kwam men niet zomaar af. Alleen na een veeleisende procedure kon men bij Koninklijk Besluit zijn naam wijzigen. Nu de wet zodanig veranderd is dat echtelieden en partners een van beider namen voor hun kinderen kunnen kiezen, kan een man met een minder vleiende naam een vrouw zoeken die naamkundig meer indruk maakt om zijn kinderen te verzekeren van een welvarende naam. Ze heten geen Poepjes meer, of Bal, Bil, Bol of Bul, maar Van Haersolte tot Haerst, Gourdineau de Gouberville, Goudzwaard of Zilverschat, als hij de ware heeft gevonden.
Dit is een artikel van Leendert Brouwer. Het is ook verschenen in Respons, Mededelingen van het Meertens Instituut 8, 2006.