Over boerderijnamen
Het archiefonderzoek naar boerderijnamen is erg arbeidsintensief. Ervaring heeft geleerd dat vóór het jaar 1300 alleen incidentele vermeldingen voorkomen in (schenkings)oorkonden en in een enkel goederenregister van een klooster. Echte boerderijnamen komen daarin zelden voor, maar wel buurschaps-, perceels- en landschapsnamen die later ook gebruikt werden voor boerderijen. Een schenkingsoorkonde uit het archief van de gemeente Voorst uit het jaar 960 noemt bijvoorbeeld de buurschappen Bursion en Borglo; de buurschapsnamen raakten in onbruik, maar de imposante boerderijen de Grote Beurse, de Kleine Beurse en de Bargel staan er nog.
Het woord ‘boerderij’ komt overigens in oude stukken niet voor. In het Gelderse Voorst bijvoorbeeld zijn in chronologische volgorde de meest voorkomende kwalificaties: mansus, bona, goed, hofstede, erve en goed, katerstede, daghuurdersplaatsje, boerenplaats, adellijk goed, havezate en buitenplaats. Het onderscheid tussen boerderijen, landhuizen en buurtschappen is niet altijd even duidelijk. In de Middeleeuwen vielen deze geografische eenheden namelijk vaak samen.
Bronnen, kaarten veldwerk
Na 1300 komen er gestaag meer bronnen tot onze beschikking: oorkonden, rekeningen en goederenregisters van kloosters, kapittels en gasthuizen, belastingregisters en later ook notariële akten. Welke bronnen er precies beschikbaar en bruikbaar zijn, verschilt in de periode vóór 1800 sterk van gewest tot gewest. Na de invoering van het kadaster (Nederland 1832; België 1834) is het bijna altijd mogelijk om boerderijen exact te localiseren. Men dient overigens wel voorzichtig te zijn bij de vermelding van boerderijnamen in de oudste kadastrale bronnen. De landmeters die de kadasterkaarten maakten, waren vaak niet bekend met de lokale namenvoorraad en maakten geregeld foutjes.
Naast de kadasterkaarten kunnen we ook van andere kaarten gebruik maken. In Friesland kunnen onderzoekers bijvoorbeeld gebruik maken van de gedetailleerde kaarten van Bernardus Schotanus (1641-1705) en voor delen van Zuid-Holland beschikken we over de monumentale kaarten van Nicolaas Cruquius (1678-1754). Ook moderne topografische kaarten vermelden vaak nog veel boerderijnamen, hoewel die ook wel eens klakkeloos van oudere kaarten zijn overgenomen.
Naast het bronnenonderzoek kan ook veldwerk zeer nuttig zijn. Het bezoeken van boerderijen kan allerlei soorten informatie opleveren. Bewoners zijn vaak nog zeer vertrouwd met de naamgeving ter plekke. Bij een kleine rondgang door de boerderij en over het erf kunnen bovendien bouwsporen, gevel- en sluitstenen, muurankers en jaartallen in gebinten waargenomen worden.
Ook gegevens uit de secundaire literatuur zijn zeer bruikbaar. Over verscheidene bekende en belangrijke boerderijen en landgoederen is vaak al het nodige geschreven, bijvoorbeeld door leden van historische verenigingen. Over markante en belangrijke goederen zijn monografieën verschenen, en ook genealogen hebben soms de geschiedenis van hun ‘stamboerderij’ goed onderzocht. Veel familienamen gaan immers terug op boerderijnamen, die op hun beurt ontleend zijn aan oudere veldnamen. Alle dragers van de naam Rorije die op zoek zijn naar hun roots komen uit bij de boerderij de Rorije, die gelegen is in de Rorije; een
‘roderije’ was een bosontginning.
De gebruikte bronnen geven meestal ook informatie over onder andere de grootte van de bedrijven, het gebruik en de kwaliteit van de grond, de opdeling of uitbreiding van een boerderij, de eigenaren, de bijbehorende weilanden, bouwlanden en akkermaalsbossen. Behalve interessante naamkundige informatie levert het onderzoek naar boerderijnamen daarom ook inzicht in de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van een gebied. Wanneer men de boerderijen, die vóór het jaar 1500 een naam hadden, op een kaart intekent, krijgt men een goede indicatie waar in de Middeleeuwen de ontginnings- en bewoningsgebieden lagen.
Regionale verschillen
Er zijn een aantal duidelijke regionale verschillen aan te wijzen in de benaming van boerderijen. Zo zijn er in het oosten van Nederland veel boerderijnamen eindigend op “-ink”, zoals Hesselink, Swormink en Tijink. Dit
achtervoegsel had de betekenis ‘behorende tot’. In relatie tot de namen op “-ink” in het oosten treffen we in het noorden van Nederland namen op “-inga” aan. Tevens treffen we daar veel boerderijnamen op “-ma” aan, zoals Feitsma, Mensema en Melkema. Veel van deze boerderijnamen op respectievelijk “-ink” en “-ma” zijn ooit als familienaam aangenomen.
Door het aannemen van boerderijnamen als achternamen zijn vooral in het oosten van Nederland veel ‘dubbele’ familienamen ontstaan, zoals Olde Riekerink, Lutke Schipholt en Venegoor of Hesselink. De stamvader van het laatsgenoemde geslacht boerde op een gegeven moment zowel op de boerderij Hesselink aan de Ootmarsumse Dijk tussen Oldenzaal en Ootmarsum als op de nabij gelegen boerderij Vennegoor. Aangezien het in deze omgeving gewoonte was om een persoon te noemen naar zijn boerderij, leverde dat een probleem op. De ambtenaar van het bevolkingsregister maakte er bij de inschrijving aan het begin van de negentiende eeuw dus maar Vennegoor of Hesselink van.
Behalve de talrijke boerderijnamen die teruggaan op oudere perceels- en
landschapsnamen, zijn er ook veel verzonnen namen, zoals Kijk over de Dijk, Welgelegen en Ruimzicht. En er waren nog talloze andere aanleidingen om een boerderij van een naam te voorzien. Men noemde een boerderij naar een geliefde (Johannahoeve), de eigenaar (Kerkenhofstede) of naar een bijzondere gebeurtenis of historische plaats (Lombok, Waterloo). De boerderij met de naam Zeven Aren wordt bewoond door een uit Zevenaar afkomstig gezin met zeven kinderen.
Naast het Nederlands is ook het Latijn veel gebruikt voor boerderijnamen. Zo zijn Aurora (De Dageraad), Carpe Diem (Pluk de dag!) en Ora et Labora (Bid en Werk!) vrij frequent voorkomende boerderijnamen. Aardig is dat de benaming Ora et Labora vooral in protestantse streken als boerderijnaam voorkomt. In katholieke streken bleef dit van de Benedictijner monniken afkomstige motto voorbehouden aan het kloosterleven.
Literatuur
- Onze Taal Taalkalender 2001, Den Haag: Genootschap Onze Taal / SDU.
Auteur: Dirk Otten.