Wat zijn namen?

Niets lijkt zo simpel als een naam: er is een naam en een object. De naam verwijst naar het object. De eigennaam kan zo worden opgevat, maar men kan ook op andere manieren naar namen kijken. Is “paard” een naam? Verschilt het van een naam als “Jan”? Wat is het verschil tussen eigennamen en bijnamen? Zitten er essenties in namen? Dit stuk gaat over de theorie van namen.

Denotatie en connotatie

Er wordt gewoonlijk onderscheid gemaakt tussen denotatie en connotatie. Onder denotatie verstaat men de letterlijke betekenis, specifieker: de denotatie van “paard” bestaat uit de eigenschappen, die samen de betekenis van “paard” bepalen. Onder connotatie verstaat men de gevoelswaarde en associatieve eigenschappen, die men bij een woord als “paard” kan hebben.

Algemene termen en eigennamen

Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen algemene termen en eigennamen. Algemene termen verwijzen naar dingen op basis van hun eigenschappen, zoals “een steen” of “een stoel”. Dit is niet goed mogelijk voor eigennamen. De bewering in dit artikel is, dat eigennamen geen connotatie hebben.

Eigennamen worden aan specifieke dingen/personen gegeven. Ze zijn niet van toepasing op iets anders dan dat wat ze behoren te benoemen. Een kind heet “Pieter”, omdat het kind nu eenmaal zo genoemd is, niet omdat het een derde oor bezit, dat kenmerkend is voor alle Pieters.

Daarentegen kunnen algemene termen ook voor nieuwe zaken worden gebruikt, die iemand nog nooit is tegengekomen, maar wel op basis van de relatie tussen het ding en de dingen, waarop de term al eens van toepassing is geweest. Een kanariepietje is geel, niet omdat hij zo genoemd is, hoewel we hem natuurlijk ook “Geeltje” hadden kunnen noemen, maar vooral omdat hij een bepaalde eigenschap heeft, die hij deelt met de verzameling gele objecten en entiteiten in onze wereld.

Bijnamen

Er valt meer te zeggen over het geval “Geeltje”. Hier komen algemene termen en eigennamen samen. Bijvoorbeeld met bijnamen maken we van een eigenschap (of algemene term die naar een eigenschap verwijst) een eigennaam. “Geeltje” hoeft geen bijnaam te zijn voor een kanariepiet, zo kan hij zijn gedoopt van piet af aan. Maar “Bolle” of “Vuurtoren” zijn niet de eigennamen, zoals de ouders van deze individuen hen bij de burgerlijke stand hebben ingeschreven. Hier hebben we te maken met verwijzingingen naar resp. zwaarlijvigheid en het hebben van een rode bos haar, die tot eigennaan worden verheven.

Referentie

Vele filosofen hebben zich het hoofd gebroken over namen en hun referent. Een referent is het object of de persoon, waarnaar een naam verwijst. Een naam lijkt onbruikbaar als we de drager ervan niet kunnen herkennen. Daarnaast herkennen we dingen en personen op basis van hun eigenschappen. Maar dat wil niet zeggen, dat we deze twee zaken met elkaar moeten verwarren: namen zijn nog steeds niet op basis van eigenschappen aan ons toegekend.

Nog een hersenkraker:

het kan zo zijn dat we niets aan een naam hebben als we er niet in geïnteresseerd zijn. Zonder twijfel zijn er namelijk dingen waar we niet in geïnteresseerd zijn en zijn er ook dingen, die ons alleen interesseren, omdat ze bruikbaar zijn. Dat wil echter NIET zeggen, dat de namen van deze dingen voortvloeien uit de bruikbaarheid van de referenten van deze namen.

Essentialisme

Verder is er de kwestie van “essentialisme”. Je zou kunnen zeggen, dat een bepaald ding nu eenmaal is zoals het is, vanwege een bepaald of bepaalde onvervreemdbare eigenschappen. Een banaan bezit wellicht een eigenschap als BANAANHEID, wat een banaan op een ondubbelzinnige wijze maakt tot wat het is. Haal de BANAANHEID uit de banaan en je krijgt…een appel? Een recht stuk fruit? Geen fruit meer? Is BANAANHEID wel echt de essentie van de algemene term “banaan” of kunnen we verder doorvragen? Niemand die het zeker weet.

Als dit soort essentialisme al correct is, en dat is zeer omstreden, dan moeten we nog blijven volhouden, dat naamgeving van de dingen niet voortvloeit uit die onvervreemdbare eigenschappen.

Conventionalisme

Het tegenovergestelde van een essentie is een conventie. Het gaat hier dus niet om iets wat wezenlijk voor een ding, concept of persoon is, maar om iets wat slechts door een soort afspraak bestaat. Een relevante naamconventie is, dat we koeien niet “paarden” noemen, niet alleen omdat ze bepaalde andere eigenschappen hebben, maar ook omdat we hebben afgesproken een bepaald woord te gebruiken om een bepaalde groep dieren aan te duiden.

Eigennamen volgen ook striktgenomen uit deze naamconventie, te meer aangezien er geen distinctieve eigenschappen zijn, die de naam “Pieter” bij een bepaalde persoon kunnen rechtvaardigen. We zouden hooguit kunnen zeggen, dat het een voorwaarde lijkt te zijn, dat die persoon mannelijk is. Maar ook dat is zeer cultuurgebonden en eigenlijk vrij onbetrouwbaar.

We lijken allemaal wel te voelen dat eigennamen, die eindigen op -a iets vrouwelijks hebben. Maar zodra we over de grenzen heenkijken, wordt het al gauw intransparant. Hoort een Chinese naam als Fang Dong rui of Nong Mi rou bij een man of bij een vrouw? Je ziet, dat is niet duidelijk, precies zoals we verwachten, zodra we niet op de hoogte zijn van de juiste culturele conventie.

Direct designators

Er zijn echter bepaalde filosofen, die dit onderscheid tussen eigennamen en algemene termen hebben genuanceerd door erop te wijzen, dat er tegenwoordig algemene termen zijn die men ook wel “direct designators” noemt. Met deze term wordt bedoeld, dat ook deze algemene termen, net zoals eigennamen, geen echte connotatie hebben. Het gaat hier vooral om algemene termen, die naar een natuurlijke soort verwijzen, zoals water = H2O. Er wordt hier echter niet beweerd, dat deze algemene termen helemaal los staan van de eigenschappen, waaruit ze bestaan. Eerder gaat het erom, dat dit soort natuurlijke soorttermen niet voortkomen uit de associaties (of connotaties) die sprekers met het woord hebben.

Hier komt het essentialisme weer om de hoek. “Water” verwijst naar alles dat uit water bestaat. Dit wordt vervolgens bepaald door de aard der dingen. Er zit dus een bepaald atomisme in de betekenis van een natuurlijke soortterm als water. Op een gegeven moment kun je niet meer doorvragen en kun je alleen nog maar een glas water vullen en het aan iemand laten zien of het iemands gezicht gooien om het nog nadrukkelijker te demonstreren.

Zodra dit het geval is, heb je wellicht met de betekenisessentie (NIET de fysische essentie) van water te maken. Waarom is dit met nadruk niet de fysische essentie van water? De bekende taalfilosoof Hilary Putnam heeft beweerd, dat dit soort soortrelaties, die eigenlijk verzamelnamen zijn: al het zand, al het water, al het veen, etc., eigenlijk theoretische relaties zijn. We veronderstellen dat op een gegeven moment op basis van afdoende bewijs, terwijl er wellicht eindeloos wetenschappelijk onderzoek nodig om twee vloeistoffen afdoende van elkaar te kunnen onderscheiden. Wie ziet namelijk het verschil met het blote oog tussen H2O (water)

en HCl (zoutzuur)?

Conclusie

Samenvattend, we kunnen dus niet volhouden dat in de semantiek van eigennamen eigenschappen een belangrijke rol spelen; bij algemene termen is dat echter wel het geval. Overigens is semantiek niet anders dat het taalkundige niveau, waarop onderzoek naar betekenis plaatsvindt.

In deze sectie: