Naamkunde en taalfilosofie

Om namen te begrijpen op theoretisch/filosofisch niveau, is het noodzakelijk om iets meer te vertellen over taalfilosofie, anders is het onduidelijk wat er vanuit de naamtheorie over eigennamen gezegd kan worden. Gebruik de hyperlinks om meer te lezen over de onderwerpen, termen en centrale discussies.

Binnen de onomastiek (HYPERLINK) is een typologie van verscheidene eigennamen te onderscheiden (HYPERLINK). De theoretische benadering van onomastiek (HYPERLINK) geschiedt hier op taalfilosofische wijze.

Centrale discussies zijn de volgende: essentialisme (HYPERLINK) vs. conventionalisme (HYPERLINK) en de theorie van directe verwijzing en rigide aanwijzing (HYPERLINK) door Saul Kripke (HYPERLINK) vs. de theorie van descripties (HYPERLINK) door Gottlob Frege (HYPERLINK) Bertrand Russell (HYPERLINK). Kripke werkte naast rigide en toevallige aanwijzers met noties als het onderscheid tussen noodzakelijk/contingent (HYPERLINK), analytisch/synthetisch (HYPERLINK), en a priori/a posteriori (HYPERLINK). Bij Frege staan Sinn en Bedeutung (HYPERLINK) centraal en bij Russell de bepaalde beschrijving (HYPERLINK) (“definite description”).

Binnen deze laatste discussie staat de rol van noties als attributieve en referentiƫle verwijzing (HYPERLINK) en presuppositie (HYPERLINK) centraal. Andere belangrijke namen die aan deze discussie hebben bijgedragen, zijn filosofen als J.S. Mill (HYPERLINK), J. Searle (HYPERLINK) en P.F. Strawson (HYPERLINK).

Op basis van zinnen als “Jan is een naam” en “Jan is een vrouw” is men in staat een onderscheid te maken tussen analytische en synthetische betekenis (HYPERLINK). 10000 vrouwelijke Jannen leidt tot inductie (HYPERLINK), maar nooit tot deductie (HYPERLINK). Een zin als Jan is een vrouw kan op twee manieren worden gelezen: “de dicto” en “de re” (HYPERLINK).

In deze sectie: