Socio-onomastiek
Socio-onomastiek is een onderzoeksrichting binnen de onomastiek, die zich pas de afgelopen decennia heeft ontwikkeld.
Socio-onomastiek bestudeert, net zoals sociolinguïstiek in het algemeen, de interactie tussen twee factoren, namelijk taal en maatschappij (cf. Langendonck 1979 : 11ff). Daarbij wordt bestudeerd hoe taal van invloed is op de maatschappij en hoe de maatschappij van invloed is op taal. Dit lijkt een open deur, maar dit is de centrale veronderstelling van al het sociolinguïstisch wetenschappelijk onderzoek. Vanuit deze fundamentele veronderstelling kunnen socio-linguïsten traditionelere taalkundigen wijzen op het belang van de performatieve (d.w.z. handelende/uitvoerende) kanten van taal, die vaak als marginaal worden afgedaan.
Sociolinguïstisch werk van William Labov neemt afstand van de normatieve opvatting, dat taal nooit inferieur is ten opzichte van een andere taalgroep, ook niet in de lagere klasse, maar anders. Socio-onomastiek is zeer geschikt om de invloed van de sociale groepsvorming op taal te onderzoeken. Verder kan het als middel dienen voor maatschappelijke vooruitgang: wie het maatschappelijk systeem wil veranderen, doet er goed aan eerst de taalstructuur te onderzoeken. De socio-onomastiek blijkt een gevoelige barometer te zijn voor het aflezen van sociale toestanden en verhoudingen. De sociale criteria die een eigennaam bepalen en belangrijke parameters zijn binnen het socio-onomastische onderzoek zijn: sekse; leeftijd; bloedverwantschap; ideologie; en sociale klassen en standen.
Er zijn een aantal baanbrekende onderzoeken en publicaties geweest van diverse naamkundigen, die dit onderzoeksgebied op de kaart hebben gezet. Het moderne persoonsnamenonderzoek werkt de afgelopen tijd op basis van psycho- en socio-onomatische aspecten. Deze socio-culturele werkwijze komt tot uitdrukking in het werk van K. Roelandts over expressiviteit (cf. Roelandts 1989).
Verder moet de studie worden genoemd van O. Leys (1976) over augmentatief- en diminutiefsuffixen en over socio-linguïstische aspecten bij persoonsnamen (cf. Leys (1976).
Ten slotte W. van Langendonck, die heeft gewerkt aan de linguïstische beschrijving van moderne roep- en bijnaamsystemen. In Langendonck (2008) bestudeert hij de persoonsnaamgeving in een Zuidbrabants dialekt en breekt hij in het tweede deel van zijn studie een lans voor socio-onomastiek. Bovenstaande gedeeltes van dit artikel over socio-onomastiek in het algemeen zijn aan deze studie ontleend.
Een van de meest recente publicaties op dit gebied is van G. Bloothooft, E. van Nifterick & D. Gerritzen: Over voornamen (2008).