Essentialisme en nominalisme

Wat zegt een naam nu? Zou dat wat we een roos noemen niet even lekker ruiken onder een andere naam?” zo verzuchtte Juliet in het bekende toneelstuk van Shakespeare. Het waren immers alleen maar de familienamen Capulet en Montague die de liefde tussen haar en Romeo in de weg stonden. Of toch niet? Shakespeare speelde in zijn toneeltekst namelijk met twee verschillende filosofische ideeën met betrekking tot namen: essentialisme en nominalisme.

Een essentialistische naamtheorie veronderstelt dat namen iets wezenlijks benoemen van degene, waar de naam naar verwijst. Essentialisten gaan er dus vanuit dat er wezenlijke eigenschappen bestaan en dat die een vast verband onderhouden met bepaalde woorden, zoals namen. Namen zijn vanuit dit gezichtspunt beslist geen arbitraire labels. Dat heeft ook gevolgen voor de manier waarop er met namen omgegaan wordt. Zo heerst er binnen de Joodse traditie een taboe op het uitspreken van de naam van God uit respect voor Zijn heiligheid. Essentialistische overwegingen spelen vaak ook een rol bij naamgeving. De idee dat een naam een wezenlijke eigenschap uitdrukt vinden we bijvoorbeeld terug in het traditionele namensysteem van bijvoorbeeld de Sioux indianen met gevleugelde namen als Zittende Stier en Grote Adelaar. Maar ook in moderne samenlevingen zijn essentialistische sentimenten beslist niet afwezig bij de naamgeving van pasgeboren kinderen.

Vanuit een nominalistisch standpunt zijn namen slechts arbitraire labels, die geen enkele wezenlijke relatie met de persoon onderhouden, waarnaar ze verwijzen. In het algemeen staat het talige nominalisme tegenover het essentialisme met de opvatting dat termen waarmee de werkelijkheid beschreven wordt, primair alleen maar woorden zijn. Voor namen geldt dus dat zij weliswaar naar individuele personen kunnen verwijzen, maar dat een bepaalde naam niet wezenlijk is voor één individu (er kunnen meerdere Jannen en Pieten zijn) en dat een naam als Piet in principe niets méér zegt over de verzameling personen, die Piet heet, dan dat ze allemaal dezelfde naam dragen (cf. Groen & Veen 2002).

Wetenschappers werken gewoonlijk vanuit een nominalistisch standpunt. Ze zijn van mening, dat woorden niet iets wezenlijks bevatten of aanwijzen. Vroeger was het evenwel gebruikelijker om in essentialistische termen te denken. Ook tegenwoordig zijn er nog taalfilosofen, die menen, dat sommige termen en eigennamen wel degelijk essentialistisch mogen worden opgevat.

Ten slotte heeft men in de dagelijkse omgang vaak wel degelijk een essentialistisch begrip van eigennamen. Het standpunt, dat eigennamen alleen maar arbitraire labels zijn zonder enige concrete verwijzing, komt op velen over als onderkoeld, saai en nietszeggend over de aard van hun kindje. Volgens ons zegt de met veel zorg uitgekozen eigennaam wel degelijk iets over het jongetje of meisje. Na enige gewenning kunnen jonge ouders zich niet meer aan de indruk onttrekken, dat er in “Joep” iets “Joeperigs” zit, dat hem maakt wie hij is. En daar is ook niets mis mee.

In deze sectie: